Leven in een proefkolonie

Het is belangrijk om het leven in een proefkolonie te onderscheiden. We hebben namelijk zogenaamde werkkoloniën en strafkoloniën en zoals de naam al doet vermoeden zit daar een duidelijk verschil in. Frederiksoord was een werkkolonie en daar kon je prima leven. Veenhuizen is een voorbeeld van een strafkolonie. Daar is het leven een stuk minder aangenaam. Beide zal ik hieronder verklaren.

Werkkolonie

Zoals al eerder genoemd is onder de kop Maatschappij van Weldadigheid kregen de arme mensen van uit de steden de kans om een nieuw leven te beginnen op het Drentse platteland. Voor de eerste generatie zouden er woningen klaar staan waar ze zo in zouden kunnen trekken. Er werd gezorgd voor werk en kleding. Eten zou er genoeg zijn. Eerlijk is eerlijk, dat klinkt zeker niet verkeerd. En het leven was daar ook zeker niet slecht. Nadat de eerste huizen gebouwd werden voor de eerste inwoners werd het al iets minder. De volgende groep moest zijn eigen huisjes bouwen. Daarover meer onder de kop Arbeidershuisjes. 

In de werkkolonie moest je, zoals de naam al zegt, veel werken. Dit gebeurde eigenlijk geheel op het platteland maar de producten die daar vandaan kwamen moesten ook verwerkt worden. Op die manier kwam er een bakker, een slager. Er was een dokter waar men heen kon met zijn lichamelijke klachten (voor die verzekering betaalde je 3 cent). Het enige waar men om moest denken was dat ze zich zouden houden aan de opgezette regels. De opzichter was aanwezig om te kijken of iedereen zich daar ook aan hield. Het leven in een werkkolonie was als het leven in een klein afgescheiden land. Je mocht niet weg. Ook moest je je superieuren met respect behandelen en al zeker niet tegenspreken. Zolang je je hield aan de regels en deed wat er van je verlangd werd zou er niks gebeuren en kon je met je gezin rustig leven. Kortom, je had een goed huis, werk, je was verzekerd en had medische hulp. Het leven hier was zo slecht nog niet. Toch werd je wel iedere dag gevolgd door je superieuren en beoordeeld of je het nog steeds wel verdiende om te wonen. Kinderen die in de Maatschappij opgroeiden hadden een voorsprong op arme leeftijdsgenootjes buiten de Maatschappij. Ze waren naar school geweest en hadden een vak geleerd. Ze hadden dus een goede start. Maar ook hier gold: je moest je wel aanpassen aan het regime van de Maatschappij. De straffen daarvoor waren zeker niet de minsten. Vaak werd je bij slecht gedrag geplaatst in een strafkolonie.

Strafkolonie

Het leven in een strafkolonie was een stuk minder aangenaam als in de werkkolonie. Je was hier natuurlijk ook geplaatst omdat je iets gedaan had wat tegen de regels in was van de Maatschappij. Maar hier kwamen niet alleen mensen terecht die iets in een werkkolonie hadden misdaan. Ook kwamen mensen vanuit Nederland hier terecht om “heropgevoed” te worden. Bedelaars bijvoorbeeld.

Kolonisten (zoals men uit de werkkoloniën werd genoemd) kwamen hier terecht om verschillende redenen. Vaak was het brutaliteit. Je had een grote mond opengetrokken tegen een meerdere wat zeer in strijd was met de regels. Ook gebruik van alcohol was verboden dus dronkenschap werd ook beloond met een enkele reis Veenhuizen.

Binnen de strafkoloniën was het leven zwaar. Er waren drie grote gebouwen binnen Veenhuizen waar men in werkte en woonde. Ieder gebouw leverde onderdak aan ongeveer 1200 gevangenen (verpleegden werden ze genoemd). ’s Nachts werd hier geslapen en overdag werd hier gewerkt. De gebouwen waren onderverdeeld in slaapzalen waar je met 80 man sliep. Overdag kregen de kinderen er ook verplicht onderwijs. Frisse lucht kreeg men alleen op de grote binnenplaats of als men op het land werkte.

Je kon dus beter niet in een strafkolonie terecht komen. Het leven was zwaar, onaangenaam en je kwam er ook zeker niet makkelijk uit. Hard werken, heel hard werken was het enige wat hier aan bod kwam. 

Maak jouw eigen website met JouwWeb